Tijden veranderen. Onze perceptie verandert. Betekenissen zijn niet vast, maar vloeibaar. We zijn allemaal kinderen van de tijd waarin we leven. Dat bepaalt ons referentiekader.
Ik ben geboren in 1970. Vader was kostwinner, maar door een val van een trap in de melkfabriek werd hij afgekeurd. Hij wilde alles behalve thuis zitten en kwam na jaren zoeken en van alles uitproberen op een sociale werkplaats terecht. Voor een paar tientjes per maand meer dan een uitkering werkte hij 40 uur per week. Jaar in jaar uit, totdat hij op 54-jarige leeftijd overleed.
Wij hadden het thuis dus niet breed, zoals dat dan heet. Drie dagen per week aten we brood of pannenkoeken als avondeten. We gingen nooit op vakantie. Er waren geen uitjes. We hebben nooit een auto gehad.
Mijn wereld was letterlijk zo groot als de Rotterdamse straat waarin we woonden.
Toen ik net 19 was woonde ik al op mezelf en was aan het werk. Ik verdiende 850,- gulden per maand. Maar ik wist hoe duur het leven was en hanteerde de slogans "wat je niet hebt, kun je niet uitgeven" en "je kunt maar beter wat achter de hand hebben". Daarmee heb ik me uitstekend gered.
Ik heb met dit salaris zelfs m'n rijbewijs gehaald - weliswaar bij de 2e keer geslaagd, maar in totaal heb ik er 2 jaar over gedaan. Dat betekende dus vaak brood als avondeten en weinig winkelen.
Maar wat was ik trots dat ik het allemaal voor elkaar kreeg!
Waar ik heen wil met dit verhaal? Naar waar ik dit verhaal ook mee begon. De jaren 70 en 80 waren hele andere tijden. We begonnen wel al rijker en zorgelozer te worden, maar de jeugdwerkeloosheid in de jaren 80 was enorm.
In die arbeiderswijk waar ik opgroeide, zaten we dus met z'n allen in hetzelfde schuitje. Niemand voelde zich arm. In je kamer stond een bed en een kast en je had geen verwarming (in de winter prachtige ijsbloemen op je raam). De keuken was twee bij twee meter. De koelkast stond in de woonkamer. Je douchte één keer per week.
We waren verhoudingsgewijs echter helemaal niet zo arm. Het was een veel voorkomende situatie: een gezin met één kostwinner met een laag inkomen.
In vergelijking met de jaren 40 en 50 waren het gouden tijden!
Het is precies het verschil met vandaag de dag. Ons huidige uitgangspunt is opgebouwd uit de jaren 90 en de tijd daarna. We zitten op een hoogtepunt in onze welvaart. Dat heeft de perceptie van wat een "standaard situatie" inhoudt, aanzienlijk veranderd.
Minimaal één keer per jaar op vakantie wordt als een basisbehoefte gezien. Iedere dag vlees bij het avondeten ook. Je hebt minimaal één auto. Ieder familielid moet toch wel z'n eigen computer hebben. En een mobieltje. Kun je iets niet betalen? Dan leen je het toch!
Begrijpelijk dat in zo'n welgestelde samenleving als de onze het idee van wat "arm" is ook bijgesteld wordt. Wat nu als armoedig en zielig wordt gezien, was dat vroeger helemaal niet. Omdat toen de sociale context heel anders was.
Het is zo jammer dat die andere zienswijze ons een beetje blind maakt voor onze alledaagse rijkdom.
Die zijn we gewoon gaan vinden. Iedere dag douchen? Een oven en een magnetron hebben? TV kunnen kijken? "Dat is toch normaal!" Dus focussen we te vaak op wat we (nog) niet hebben. En vinden we dat we op van alles "recht" hebben. Zelfs op geluk.
Eigenlijk missen we daardoor veel. Je geniet minder van de kleine dingen die een grote betekenis kunnen hebben. Als je die ziet. Bewust ervaart. Stop jezelf eens, hou halt en zie hoeveel moois voor het grijpen ligt.
Dankbaarheid als je lief en/of kinderen weer veilig thuis gekomen zijn. Blij zijn met je eigen gezondheid en die van je dierbaren - want het is geen vanzelfsprekend gegeven. Tevredenheid over een uiterst productieve werkdag. Genieten van je tintelende wangen en een warme kop kruidenthee als je na een koude fietstocht of wandeling thuiskomt.
Simpelweg genieten van het bij elkaar zijn. Zonder dat je iets moet ondernemen. Ik kan het je aanraden!